Artroscopie van de knie


Anatomie


Het kniegewricht wordt gevormd door het bovenbeen (femur), het onderbeen (tibia) en de knieschijf (patella). In de directe omgeving bevindt zich ook het kuitbeen (fibula) dat geen direct deel uitmaakt van het gewricht maar wel dienst doet als ankerpunt voor de buitenste gewrichtsband ( lateraal collateraal ligament).
Net als bij andere gewrichten zijn ook de beenderen van het kniegewricht bedekt met kraakbeen. Dat kraakbeen is ongeveer 4mm dik en bestaat voor 90% uit water. Het geeft aan het gewricht zijn veerkracht en zorgt er voor dat de beenderen quasi zonder weerstand ten op zichte van elkaar kunnen bewegen.
Het gewricht wordt omhuld door een soort van zak (kapsel) dat aan zijn binnenzijde afgelijnd is door een slijmvlies (synovium) dat zorgt voor de productie van het gewrichtsvocht.


Omdat het boven- en onderbeen in staande houding niet perfect op elkaar passen heeft men nood aan goed functionerende menisci of schokdempers. In de knie heeft men een binnenste (mediale) en een buitenste (laterale) meniscus. Deze zijn beiden van kapitaal belang voor een goede drukverdeling en dus ook voor het beschermen van het kraakbeen.
Voor de stabiliteit van de knie zorgen de volgende strukturen:
  • De voorste en achterste kruisband. Deze bevinden zich centraal in de knie en zorgen ervoor dat het onderbeen niet naar voor (voorste kruisband) of naar achter (achterste kruisband) kan verschuiven.
  • De binnenste gewrichtsband (mediaal collateraal ligament) en de buitenste gewrichtsband (lateraal collateraal ligament) bevinden zich resp. aan de binnen- en buitenkant van de knie en geven zijdelingse stabiliteit.
De menisci dragen ook bij aan de stabiliteit van de knie.

Meniscusscheur



Een scheur in de meniscus is de frequentste reden waarom een artroscopie van de knie wordt uitgevoerd.
  • Ontstaan en symptomen
Typisch ontstaat een scheur doordat men een draaibeweging uitvoert terwijl de voet nog geblokkeerd staat. Ook bij het verkeerd rechtkomen uit hurk kan men een scheur in de meniscus oplopen.
Bij mensen boven de 50 jaar kan een scheur ook volledig silentieus, dus zonder duidelijk uitlokkende factor ontstaan. Dit pleit voor de aanwezigheid van een meniscus die al langer tekens van slijtage vertoont.
Als voornaamste klacht vermelden de mensen pijn, hetzij aan de binnenkant hetzij aan de buitenkant van de knie, afhankelijk of de binnenste dan wel de buitenste meniscus beschadigd is. Men heeft ook moeite met hurken, met het slapen met de knieën tegen elkaar in zijlig. Soms heeft men het gevoel dat er iets verspringt in de knie of in het meest extreme geval kan de knie blokkeren.
Klinisch weerhoudt de arts een kleine hoeveelheid vocht in de knie, drukpijn boven de meniscus en pijn bij het diep doorplooien van de knie, zeker wanneer men bij het plooien ook nog een draaibeweging uitvoert.
Om met zekerheid een kapotte meniscus in het licht te stellen wordt meestal een NMR of magnetische scan uitgevoerd. Deze kan aantonen dat er naast een eventuele meniscusscheur ook nog andere bijkomende letsels zijn zoals bv kraakbeenletsels wat de prognose van eventuele ingrepen in belangrijke mate kan beïnvloeden.

Behandeling


In het geval de klachten van een meniscusscheur te storend zijn wordt beslist om een artroscopie uit te voeren.
Een artroscopie gaat meestal door via het daghospitaal hetzij onder volledige hetzij onder gedeeltelijkie (rachi-) narcose.



Na het maken van twee kleine incisies aan de voorkant van de knie wordt een artroscoop in de knie gebracht die uitwendig met een camera wordt geconnecteerd. De chirurg zelf kijkt op een groot beeldscherm en heeft een mooi zicht op de binnenkant van de knie.
Tijdens een artroscopie wordt de volledige knie op een systematische wijze geïnspecteerd. Als er effectief een meniscusletsel is wordt nagegaan of het letsel kan gehecht worden. Of een meniscusscheur al dan niet kan gehecht worden hangt af van de localisatie en de vorm van de scheur.
In het geval de scheur niet kan gehecht worden dient het slechte, beschadigde gedeelte te worden verwijderd en dat door middel van kleine tangetjes die via het tweede gaatje worden ingebracht. Men gaat steeds proberen om zo weinig mogelijk meniscus te verwijderen met de bedoeling zo veel mogelijk meniscus en dus schokdemping te bewaren.
Op het einde van de ingreep worden hechtingen geplaatst op de twee kleine huidincisies en wordt een licht drukverband aangebracht.


Voorzichtigheid is vereist bij een meniscusletsel bij patiënten ouder dan 50 jaar. Studies hebben aangetoond dat er boven die leeftijd vaak ook reeds slijtage van het kraakbeen aanwezig is waardoor de klachten zelden alleen door het meniscusletsel worden veroorzaakt. Een gedeeltelijke resectie van de meniscus boven die leeftijd kan in zo een geval aanleiding geven tot een toename van de last en wordt daarom enkel uitgevoerd wanneer de klacht mechanisch is (blokkage, verspringend gevoel) of ondanks conservatieve maatregelen gedurende verschillende maanden toch te invaliderend blijft.

Nabehandeling


Meestal mag men dezelfde dag het ziekenhuis verlaten.
Als enkel een stukje van de meniscus werd verwijderd mag men onmiddelijk belasten binnen de pijngrenzen, eventueel met behulp van 2 krukken. De krukken mogen weggelaten worden van zodra de last het toelaat.
In het geval de meniscus werd gehecht of indien een kraakbeenletsel werd gecorrigeerd dient men wel krukken te gebruiken en dit voor een 4-tal weken. Dit wordt specifiek voor elk geval door de chirurg gecommuniceerd.
Bij voorkeur wordt er een afspraak bij de huisarts vastgelegd om de dag na de ingreep het dikke verband te laten verwijderen en na controle van de wondjes een kleiner verband te laten aanbrengen.
De wondjes dienen droog te blijven voor 2 weken, het moment waarop de huisarts de hechtingen verwijderd. Intussentijd mag er geen bad worden genomen. Een douche is wel mogelijk mits er een daartoe geschikt verband type ‘Tegaderm’ wordt aangebracht.
Men mag een voertuig besturen van zodra men zonder krukken kan stappen en een volledige controle over de beide benen heeft, dit is meestal een 3-tal dagen na de ingreep.
Het stappen van langere afstanden of het langdurig rechtstaan wordt best vermeden gedurende de eerste 3 a 4 weken en dit om de knie niet te overbelasten (risico op het ontstaan van vocht in het bot,  botoedeem).
Pijnstilling is meestal enkel gedurende de eerste dagen nodig en bestaat uit een type Paracetamol eventueel gecombineerd met een ontstekingsremmer type Ibuprofen of Diclofenac. Deze laatsten enkel wanneer de maag het toelaat.
Bloedverdunnende spuitjes worden niet systematisch opgestart tenzij men uitgebreide spataders heeft of een voorgeschiedenis van een thrombose. Vermeld dit zeker bij uw arts.
Een controle bij de behandelende specialist is meestal voorzien na een 3 a 4-tal weken.
Kinesitherapie is in de meeste gevallen niet nodig tenzij bij de eerste controle bij de specialist na 3 weken anders wordt beslist.
Het tijdstip voor het hervatten van sport, vnl impactsporten wordt vooral bepaald door de toestand van de knie op het moment van de ingreep en wordt best besproken met de behandelende arts. Fietsen kan normaal wel snel hervat worden, meestal na een tweetal weken.


Complicaties


Complicaties na een artroscopie zijn zeldzaam. De complicaties die zich toch kunnen voordoen zijn de volgende:
  • Nabloeding hetzij uit de wondjes hetzij binnen in de knie. In het geval er abnormaal bloedverlies uit een van de wondjes komt volstaat het meestal om er lokale druk op te zetten hetzij door een tijdje manueel te drukken hetzij door er een extra drukverband rond te draaien. In het geval er een bloeding binnen in de knie optreedt kan dit zorgen voor een progressieve toename van de last en een spanningsgevoel. In eerste instantie dient ijs (in een beschermdoek) te worden aangebracht op de knie. Mocht dit niet volstaan en de last te hevig worden dient contact opgenomen te worden met de spoedgevallendienst om zonodig een evacuerende punctie uit te voeren.
  • Een infectie na een artroscopie is zeer zeldzaam omdat de knie tijdens de ingreep continu gespoeld wordt met fysiologisch water wat er voor zorgt dat eventueel aanwezige bacteriën worden weggespoeld. Mocht er desondanks toch pijn, roodheid, eventueel koorts of evacuatie van etter optreden dient men zo snel mogelijk contact op te nemen met het ziekenhuis.
  • Een thrombose is een bloedklonter die zich vormt in een van de bloedvaten van het been meestal ten gevolge van het stilliggen of omdat men risicofactoren heeft (rokers, voorgeschiedenis van thrombose, belangrijke spataders). De belangrijkste maatregel ter voorkoming van thrombose is voldoende bewegen. Dat wil niet zeggen dat men onmiddelijk na de ingreep langere afstanden moet stappen maar zelfs het op en neer bewegen van de voet en het in de mate van het mogelijke plooien en strekken van de knie kan al zeer efficiënt zijn ter voorkoming. In geval het onderbeen of de kuit pijnlijk wordt en begint te glanzen neem dan contact op met uw huisarts of het ziekenhuis.

Copyright by CODELABS BV 2020. All rights reserved.